Verzoek tot schorsing van het bedelverbod
23 februari 2012
De Liga voor Mensenrechten heeft de Raad van State verzocht om het besluit van 28 juni 2011 van de gemeenteraad van de stad Gent waarbij het politiereglement op de bedelarij wordt aangenomen te schorsen, in afwachting van de uitspraak over het vernietigingsverzoek.
Het besluit van 28 juni 2011 De Liga voor Mensenrechten is van oordeel dat het Gentse gemeenteraadsbesluit van 28 juni 2011 artikel 119bis en 135 van de Nieuwe Gemeentewet, alsook het evenredigheidsbeginsel, schendt. Indien het gemeentelijk politiereglement bedoeld is om de in de artikelen 433ter en 433quater Sw. beoogde misdrijven te beteugelen, schendt het bestreden besluit het artikel 119bisN.Gem.W, vermits bedoelde bepalingen uit het Strafwetboek in voldoende mate de bedelarij in strafbare omstandigheden beteugelen.
Wanneer een gemeente in het kader van artikel 135 §2, 7° N.Gem.W. optreedt om alle vormen van openbare overlast tegen te gaan, dient zij uiteraard het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen.Het bestreden besluit voert in artikel 5 een algemeen bedelverbod in tijdens de Gentse Feesten en in de Gentse Feestenzone. Met deze bepaling wordt zowel “hinderlijk” bedelen als “niet-hinderlijk” bedelen geviseerd. Hoewel deze verbodsbepaling beperkt is in tijd en ruimte overschrijdt de gemeente haar bevoegdheden door elke vorm van bedelarij in deze periode te verbieden en zelfs strafbaar te stellen met administratieve sancties.
Artikel 2 van het bestreden besluit verbiedt het bedelen door gebruik te maken van dieren, terwijl uit niets blijkt dat de aanwezigheid van een dier angst dient in te boezemen, dan wel medelijden dient op te wekken. Dit is niet enkel disproportioneel, maar schendt ook de persoonlijke vrijheid van het individu, die al dan niet mag beslissen om zich op de openbare weg te laten vergezellen door een huisdier, onder voorwaarde uiteraard dat dit huisdier geen gevaar vormt voor anderen.
Artikel 6 van het bestreden besluit verbiedt het aan de deuren te bellen of te kloppen met het doel een aalmoes te bekomen. Een dergelijk gedrag kan geenszins storend zijn voor de openbare orde, veiligheid en rust. Het valt geenszins te vatten onder de openbare overlast, die de gemeenten conform artikel 135 §2, 7° N.Gem.W. mogen bestrijden.
Artikel 3 van het bestreden besluit maakt eveneens een schending uit van het rechtszekerheidsbeginsel en van het zorgvuldigheidsbeginseldaar de strafbaarstelling in zodanig ruime bewoordingen werd geformuleerd dat het onmogelijk is de bepaling na te leven.
Bedelaars zijn vaak mensen die zich in een maatschappelijk zwakke positie bevinden, zij hebben vaak geen vast adres en vinden de weg naar de dienstverlening niet. In plaats van de doorstroom naar dienstverlening in deze te bevorderen, kiest stad Gent voor een repressief optreden, goed wetende dat dit geen zoden aan de dijk zal brengen. De redelijkheid, realiteitszin en de evenredigheid van het bestreden besluit zijn hierbij ver te zoeken.
De stad Gent kan ook niet blind zijn voor het gegeven dat het verschijnsel van bedelarij in de eerste plaats dient te worden bestreden met sociale maatregelen in uitvoering en in de geest van de artikelen 30 en 31 van het Herziene Europees Sociaal Handvest. Door het verschijnsel van de bedelarij op een repressieve manier te beteugelen in plaats van op een sociaal helende manier, worden de artikelen 30 en 31 van het Herziene Europees Sociaal Handvest geschonden, in samenhang met artikel E over non-discriminatie.
De Raad van State verwierp op 14 februari 2012 het verzoek tot schorsing van het besluit van 28 juni 2011 van de gemeenteraad van Gent waarbij het politiereglement op de bedelarij wordt aangenomen. De Raad van State zal zich later uitspreken over het verzoek tot vernietiging van het besluit.
Je vindt het verzoekschrift en het arrest van de Raad van State i.v.m. de verwerping van de schorsing hieronder.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.