Taalbarrières in het gevangeniswezen

10 januari 2023

Een aanzienlijk deel van de gevangenispopulatie in Vlaanderen is anderstalig. Deze bijdrage gaat aan de hand van exploratieve empirische data na hoe de communicatie met anderstalige gedetineerden wordt gezien door het personeel en de directies van penitentiaire inrichtingen in Vlaanderen en Brussel. Voorts geeft deze bijdrage aan welke impact taalbarrières hebben op de dienstverlening door het personeel en op de werking van de directie, bijvoorbeeld op het vlak van medische of psychologische zorg. Het gebrek aan of de onvoldoende kennis van (een van) de landstalen kan zo tot een bijkomende, taalkundige kwetsbaarheid leiden. Deze situatie roept meerdere mensenrechtelijke vragen op en stemt tot nadenken over het huidige wettelijke kader.

Dit is een artikel van het tijdschrift FATIK #176, meer over detentie kunt je hier vinden: https://mensenrechten.be/pagina/liga-tijdschriften

 

“The single biggest problem in communication is the illusion that it has taken place.”[4]

Discussies over taalgebruik vormen een centraal thema in de Belgische geschiedenis.[5] De plaats van het Nederlands, het Frans en het Duits in verschillende maatschappelijke domeinen is het voorwerp van terugkerende debatten. Migratie zorgt ervoor dat (taal)diversiteit niet statisch is en thans wordt de Belgische overheid ook geconfronteerd met vragen naar het gebruik van andere dan de officiële talen in België.[6]

Gevangenissen vormen slechts een domein waar taaldiversiteit aanwezig is. Taalbarrières oftewel belemmeringen in de communicatie gevormd door een verschillende talenkennis in gevangenissen en de communicatieobstakels die daarbij rijzen zijn trouwens niet alleen een Belgisch probleem. Nationaal en internationaal onderzoek heeft stilaan meer aandacht voor het probleem, maar is vooralsnog beschrijvend.[7] Een volgende stap is na te denken over strategieën om taalbarrières in gevangenissen concreet te reduceren. Hoe kunnen taalbarrières bij instructies en veiligheidsvoorschriften worden overwonnen opdat anderstalige gevangenen een job kunnen uitoefenen? Of hoe kunnen anderstalige gevangenen de nodige professionele medische assistentie bekomen in dezelfde mate als de gevangenen die de taal in de gevangenis wel spreken?[8]

Officiële statistieken over de talenkennis van gedetineerden ontbreken in België. De beschikbare statistieken over de nationaliteiten vertegenwoordigd in de Belgische gevangenissen geven een indirecte, zij het niet volledig accurate, indicatie van de aanwezige taaldiversiteit in deze inrichtingen.

Naast de toename van het aantal gedetineerden in de Belgische gevangenissen en de daaruit volgende overbevolking[9], veranderde ook de samenstelling van de gevangenispopulatie, in België en in vele Europese landen.[10] Deze tendens volgt demografische evoluties en weerspiegelt tevens de toenemende globalisering.

Volgens het SPACE I rapport van de Raad van Europa (2021) bedraagt het aantal gedetineerden met een buitenlandse nationaliteit niet meer dan 15,4 % in de helft van de Europese landen.[11] Tussen de verschillende Europese landen zijn er echter grote verschillen waarneembaar. In Italië, Oostenrijk, Zwitserland, Luxemburg en België bedroeg het aantal gedetineerden met de buitenlandse nationaliteit in 2021 meer dan 30%.[12] Zo geven het SPACE I rapport en de laatste gegevens van World Prison Brief (2021) aan dat 44,2% van de gevangenispopulatie in België niet over de Belgische nationaliteit beschikt.[13] Vorige SPACE I rapporten geven aan dat het percentage buitenlandse gedetineerden in de Belgische gevangenissen in de eenentwintigste eeuw schommelde tussen 40% en 45%, al steeg hun absolute aantal wel.[14]

Deze data schetsen een deel van de diversiteit in gevangenissen. In deze bijdrage gaan we in op de taalkundige diversiteit in penitentiaire inrichtingen. Het eerste deel van deze bijdrage geeft een overzicht van (inter)nationaal onderzoek naar taalbarrières in gevangenissen. In het tweede deel zal het wettelijk kader in België worden geschetst, gevolgd door een bespreking van de gevolgde methodologie, met inbegrip van de onderzoeksvragen en de beschrijving van de respondenten, in het derde deel. De bevindingen in Vlaamse en Brusselse penitentiaire inrichtingen worden samengevat in het vierde deel. We geven daarbij steeds terugkomende ervaringen en pijnpunten aan. Ten slotte bekijken we in het besluit de verzamelde data in het licht van de geldende wetgeving.

  1. Onderzoek naar taalbarrières in penitentiaire inrichtingen
    1. Internationaal onderzoek

De meeste van de hierna vermelde publicaties bestuderen de situatie rond taalbarrières in de gevangenissen van één land. De publicaties van Martínez-Gómez daarentegen geven een internationaal overzicht van hoe landen (over de hele wereld) omgaan met taalbarrières binnen gevangenissen.[15] Nationale studies focussen op de situatie in Spanje[16], het Verenigd Koninkrijk[17], Italië[18], Griekenland[19] en de VS[20].

In een overzichtsstudie van 2014 toont Martínez-Gómez aan dat er geen verband bestaat tussen het percentage van de gevangenispopulatie met de buitenlandse nationaliteit in een land, enerzijds, en het aantal of het soort oplossingen die dat land aanreikt om taalbarrières te overbruggen, anderzijds.[21] Met andere woorden stellen landen met een hoog percentage aan anderstalige gedetineerden niet noodzakelijk de meeste of beste oplossingen voor om deze taalbarrières effectief te overbruggen. In haar overzichtsstudie van 2018 waarin ze 50 gevangenissen bevroeg in 40 landen maakt Martínez-Gómez een onderverdeling van gevangenissen in drie groepen, volgens de omvang van de taalrechten vervat in het taalbeleid: de eerste groep waar er geen of minimaal taalbeleid is (met minder dan twee bepalingen gerelateerd aan taalrechten), een tweede groep waar er een beperkt taalbeleid wordt gevoerd in de gevangenissen (met drie tot vijf bepalingen gerelateerd aan taalrechten), en een derde groep met een brede waaier aan taalvoorzieningen (meer dan zes), waaronder specifieke regelingen voor vertalingen en de inzet van professionele tolken.[22] België behoort tot de tweede groep met beperkt taalbeleid, waar de relevante bepalingen vooral focussen op informatie die verstaanbaar moet zijn voor gedetineerden bij aankomst onder meer over leefregels van de gevangenis en over rechten en plichten van gevangenen.[23]Tot de derde groep behoren naast Arizona (VS) en Californië (VS) ook Denemarken, Nederland, Engeland en Wales.

Volgens Martínez-Gómez[24] en Baixauli-Olmos[25] vormen de landen in de derde groep de uitzondering en komen er over het algemeen weinig of geen tolken aan te pas om taalbarrières in penitentiaire inrichtingen te overbruggen. Er wordt daarentegen (in de eerste en de tweede groep) eerder gebruik gemaakt van anderstalige gedetineerden of personeelsleden die optreden als niet-professionele tolken.[26] In sommige gevangenissen geeft de directie zelfs de voorkeur aan meertalig personeel al bij de rekrutering van nieuwe personeelsleden of wordt er taaltraining voorzien voor personeelsleden die dat wensen.[27] Deze onderzoeken geven aan dat het in de praktijk echter veel frequenter voorkomt dat anderstalige gedetineerden worden bijgestaan door meertalige medegedetineerden dan door gevangenispersoneel.[28] Mogelijke redenen hiervoor zijn de beperkte variatie aan vreemde talen die onder het gevangenispersoneel gesproken wordt, en het feit dat tolken voor gedetineerden niet tot het eigenlijke takenpakket van het personeel behoort. Daardoor vormt dat een bijkomende taak naast hun contractuele verplichtingen.[29]

Onderzoek toont verder ook aan dat gevangenispersoneel niet-gemedieerde communicatie verkiest, dit wil zeggen zonder tussenkomst van een derde persoon.[30] Aldus wordt de voorkeur gegeven aan een rechtstreekse dialoog tussen de gedetineerde en het personeel aan de hand van een tussentaal of contacttaal (d.i. niet de moedertaal of geprefereerde taal van beide partijen) en/of aan allerlei hulpmiddelen, zoals vertaaltools, pictogrammen, en gebaren (“handen en voeten”).[31]

    1. Onderzoek naar de situatie in België

Personeel in Vlaamse gevangenissen geeft aan dat het sinds enkele jaren zo goed als onmogelijk (geworden) is om beroep te doen op professionele tolken wegens een tekort aan financiële middelen voor taalbijstand.[32] Nochtans maakt taal een belangrijk deel uit van het dagelijks leven, inclusief in de gesloten microgemeenschap die de gevangenis is. De taalbarrières die anderstalige gedetineerden en personeel dagelijks moeten overbruggen, kunnen een groot obstakel vormen bij de communicatie tussen beiden en in sommige gevallen de communicatie zelfs onmogelijk maken.[33]

Eerder onderzoek waarbij de situatie van anderstalige gedetineerden in gevangenissen werd bestudeerd, wees uit dat zij vaker een gevoel van onzekerheid en eenzaamheid hadden, alsook het gevoel hadden in een sociaal isolement te verkeren, en minder participeerden in de georganiseerde activiteiten.[34] In de gevangenis dienen gedetineerden namelijk allerlei zaken schriftelijk aan te vragen, zoals deelname aan bepaalde activiteiten en een gesprek bij de psychosociale dienst. Vaak zijn anderstalige gedetineerden zelf niet in staat om deze aanvragen in de vereiste taal te formuleren. Daarnaast heeft een aantal van deze anderstalige gedetineerden te kampen met (functioneel) analfabetisme, wat maakt dat ze moeilijkheden ondervinden bij het lezen of schrijven, of dat ze, in het ergste geval, helemaal niet over deze vaardigheden beschikken.[35]

Om deze problematiek te overbruggen, gaan gevangenissen over tot ad hoc oplossingen via anderstalig personeel, anderstalige gedetineerden of tot communicatie in een contacttaal van de betrokkenen.

Een bijkomende mogelijkheid om basisinformatie over het leven in de gevangenis kenbaar te maken, en waar gedetineerden en personeel gebruik van kunnen maken, is het boekje ‘Picture it in Prison’ .[36] Het betreft een soort “woordenboek(je)” dat ontwikkeld werd om enerzijds de taalbarrière tussen anderstalige gedetineerden en gevangenispersoneel zoveel mogelijk te verkleinen met behulp van afbeeldingen en om anderzijds de gedetineerden bewust te maken van hun rechten. Het bevat 450 verschillende illustraties en vertalingen van de meest gebruikte woorden en zinnen binnen de gevangenissen in twintig talen (Albanees, Arabisch, Chinees, Duits, Engels, Farsi, Frans, Grieks, Italiaans, Japans, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Spaans, Swahili, Turks en Zweeds).

Bovengenoemde trends doen zich ook voor in Vlaamse en Brusselse gevangenissen.[37] Tijdens het aanwenden van ad hoc oplossingen communiceren directie- en/of personeelsleden enerzijds en anderstalige gedetineerden anderzijds voornamelijk in het Engels en Frans. Voor zowel het personeel als de directie, alsook voor vele gedetineerden, is het Engels of Frans hun tweede of zelfs derde taal.[38]

Ook het eerdergenoemde pictogrammenboekje ‘Picture it in Prison’ wordt in meerdere Vlaamse gevangenissen gebruikt.[39] Uit eerder onderzoek blijkt echter dat lang niet ieder personeelslid op de hoogte is van het feit dat een dergelijk communicatief hulpmiddel bestaat.[40] Daarnaast blijkt dat personeelsleden die reeds met dit instrument gewerkt hebben het niet unaniem als gebruiksvriendelijk ervaren, aangezien de invulling die aan een bepaald pictogram gegeven wordt per cultuur kan verschillen.[41]

Deze moeilijkheden kwamen ook in dit onderzoek naar voren. Het instrument – voor de gedetineerden in zakformaat – past bijna in de palm van een hand en vele pictogrammen zijn klein, veelal ad hoc en nauwelijks te onderscheiden zonder vergrootglas.[42] Bovendien zijn niet alle vertalingen in dit pictogrammenboek correct.[43]

Een verschil met vroeger onderzoek is dat de respondentengroep van deze studie enkel uit personeels- en directieleden bestaat en geen gedetineerden omvat. Aldus doen wij in deze bijdrage geen uitspraken over de problemen met betrekking tot het welzijn en inclusie van anderstalige gedetineerden zelf.[44] Uit de antwoorden van de betrokken directie- en personeelsleden in dit onderzoek zal echter duidelijk worden dat ze zich bewust zijn van deze problematiek en ze deze ook onrechtstreeks meebeleven of op zijn minst detecteren.

    1. De gevaren van niet-professionele tolken

Alhoewel gevangenispersoneel erkent dat het gebruik van niet-professionele tolken verre van ideaal is, zeker voor wat betreft vertrouwelijke gesprekken of zeer complexe situaties, geven voorafgaande studies aan dat het gebruik ervan noodgedwongen in stand wordt gehouden. Het leidt immers niet tot extra kosten, administratie of organisatie.[45] Daarnaast wordt het gebruik van een professionele tolk zelfs als een obstakel eerder dan als een meerwaarde gezien door gedetineerden, zo blijkt uit bevragingen van gedetineerden over hun service path van arrestatie tot detentie.[46] Er wordt pas beroep gedaan op professionele tolken, als alle andere mogelijkheden onsuccesvol bleken, waardoor de positie van professionele tolken onder vuur komt te liggen.[47]

Verschillende onderzoeken bevestigen dat er bij vertolkingen door niet-professionele tolken een gebrek is aan accuraatheid, volledigheid, onpartijdigheid, vertrouwelijkheid en naleving van het beroepsgeheim, dit zowel tijdens de strafprocedure als tijdens de detentie.[48] De niet-professionele tolk heeft immers geen besef van een deontologische code en kan dus bewust of onbewust een loopje nemen met ‘de waarheid’ waardoor de anderstalige gedetineerde in een slecht daglicht kan worden geplaatst. Deze laatste kan zich uiteraard niet verdedigen, aangezien hij de gehanteerde taal niet begrijpt en veelal in het ongewisse blijft wat foute vertalingen betreft.[49]

  1. Wettelijk kader

Het wettelijk kader inzake het taalgebruik met personen in gevangenissen bestaat uit twee componenten: enerzijds de taalregelingen van toepassing op verdachten en beklaagden in strafzaken, en anderzijds de taalregelingen van toepassing op betrekkingen met gedetineerden. We beperken ons in wat volgt tot enkele grote lijnen die relevant zijn voor deze studie.

    1. Strafzaken

Het taalgebruik in strafrechtelijke procedures valt onder verschillende internationale en Europese normen met betrekking tot de toegang tot justitie en het recht tot een tolk als deel van het recht op een eerlijk proces en het recht op verdediging.

Op basis van artikel 5 § 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft elke gearresteerde het recht op informatie in een taal die hij of zij verstaat over de redenen van zijn of haar arrestatie en over alle beschuldigingen.

Het recht op een tolk in strafzaken wordt zowel via het internationaal recht,[50] in het bijzonder via artikel 6 § 3 (e) EVRM, als via het EU recht[51] gewaarborgd. Deze normen zijn van toepassing tijdens het onderzoek en ter terechtzitting, en gelden voor verdachten en beklaagden die de taal van de procedure niet verstaan of spreken. Het temporeel toepassingsgebied loopt tot de beëindiging van de strafrechtelijke procedure.[52]

In het Belgische recht, worden de relevante Europese richtlijnen omgezet en wordt het taalgebruik in strafzaken geregeld via bepalingen in verschillende wetten.[53]

    1. Taalgebruik tussen penitentiaire inrichtingen en gedetineerden

De regeling van het taalgebruik in strafzaken met verdachten en beklaagden verschilt van de regeling die van toepassing is op het taalgebruik tussen penitentiaire inrichtingen en gedetineerden, oftewel het taalgebruik in het gevangeniswezen in de enge zin. Zo zijn de reeds aangehaalde normen met betrekking tot het recht op een tolk in strafzaken in principe niet van toepassing op de communicatie tussen gevangenisadministraties en gedetineerden.

Het taalgebruik in penitentiaire inrichtingen wordt geregeld door de Bestuurstaalwet[54] en de door de wet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden (hierna de Basiswet)[55]. De Bestuurstaalwet regelt in het algemeen het taalgebruik tussen gevangenisadministraties en de gedetineerden, al zijn een aantal diensten die actief zijn in de penitentiaire inrichtingen onderhevig aan een andere taalregeling.[56]

De Bestuurstaalwet en de taalwetgeving in België is gestoeld op het territorialiteitsbeginsel. Zo zijn er vier taalgebieden in België (het Nederlandse, het Franse, het Duitse en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad) en is de streektaal in principe de bestuurstaal. Een van de uitzonderingen op de toepassing van dit principe in de taalwetgeving is de taalregeling voor de diensten waarvan de werkkring het ganse land bestrijkt, zoals bijvoorbeeld federale overheidsdiensten (FOD’s). Ze moeten immers in hun geïndividualiseerde betrekkingen met particulieren mogelijk een andere taal dan de taal van het taalgebied gebruiken.[57]

Wat de kwalificatie op basis van de Bestuurstaalwet betreft, staat het ons voor dat penitentiaire inrichtingen onder de Bestuurstaalwet moeten worden beschouwd als uitvoeringsdiensten van een gecentraliseerde overheidsdienst (de FOD Justitie).[58] Deze uitvoeringsdiensten van een gecentraliseerde overheidsdienst moeten in betrekkingen met particulieren gebruik maken van de taal (het Nederlands, het Frans of het Duits) waarvan de betrokkene zich heeft bediend. Aldus moeten penitentiaire inrichtingen in hun contacten met gedetineerden de taal gebruiken waarin die gedetineerde zich heeft uitgedrukt in het contact met de inrichting.[59] De gevangenisadministratie lijkt in de praktijk echter eerder uit te gaan van het principe streektaal is gevangenistaal.[60] In deze benadering zou een gevangenisadministratie in Vlaanderen enkel het Nederlands moeten gebruiken in contacten met gedetineerden, behoudens de hierna vermelde uitzonderingen voorzien in de Basiswet.

Discussies over de kwalificaties van penitentiaire inrichtingen op basis van de Bestuurstaalwet en de bijhorende taalregeling daargelaten, is het duidelijk dat de Bestuurstaalwet louter het gebruik van het Nederlands, het Frans en het Duits regelt. Het gebruik van andere dan deze drie talen of het gebruik van vertalers en tolken wordt niet geregeld door deze wet.[61]

Daarnaast bevat de Basiswet als lex specialis enkele bepalingen inzake het taalgebruik bij aankomst in de penitentiaire inrichting, bij tuchtzaken en bij klachten van gedetineerden.

Zo bepaalt de Basiswet van 2005 dat de informatie bij onthaal in de gevangenis voor zover mogelijk wordt verstrekt in een “verstaanbare taal of op een begrijpelijke wijze”.[62] De wetgever gaf tijdens de parlementaire voorbereiding aan dat niet verwacht kan worden “dat men tolken moet aanspreken voor talen die enkel nog in de meest afgelegen hoeken van de wereld (…) worden gesproken”.[63] Het bijhorende koninklijk besluit stelt dat “[i]ndien de gedetineerde de taal van de regio waar de gevangenis gelegen is, niet begrijpt, een beroep [wordt] gedaan op elk redelijk vertaalmiddel teneinde hem toe te laten de inhoud van de inlichtingen die hem worden verstrekt te bevatten.”[64]

Het taalgebruik in tuchtprocedures wordt ook geregeld door de Basiswet. Zo moet een gedetineerde die de schriftelijke tenlastelegging in een tuchtprocedure “niet kan lezen, of die de taal ervan niet verstaat” in de gelegenheid worden gesteld om de inhoud en de omschrijving van de tenlastelegging te verstaan.[65] De directeur moet “de gedetineerde, in een taal die hij kan verstaan, desgevallend met behulp van derden, in kennis [stellen] van de hem ten laste gelegde feiten”.[66] De gedetineerde wordt ook “binnen vierentwintig uur mondeling, in een taal die hij kan verstaan, en schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing en van de beweegredenen waarop zij steunt, in het bijzonder de motieven die de keuze en de maat van de sanctie hebben bepaald.”[67] De beslissing moet dus niet worden vertaald indien de gedetineerde de taal van de beslissing verstaat.[68] De Basiswet geeft echter niet expliciet aan wie de taalkennis van de gedetineerde desgevallend moet vaststellen. DG EPI stelt dat de directeur dit moet beoordelen.[69] De gedetineerde kan uiteraard klacht indienen bij de klachtencommissie of een beroep instellen bij de Raad van State om een onregelmatigheid in de tuchtprocedure aan te voeren.

De Basiswet bevat tot slot ook bepalingen aangaande het taalgebruik in klachtenprocedures. Artikel 150 § 3 Basiswet, dat in werking trad op 1 oktober 2020, bepaalt dat “[d]e taal waarin de klacht moet worden opgesteld en behandeld, wordt bepaald door de bij het koninklijk besluit van 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken”. De parlementaire voorbereiding lijkt aan te geven dat deze bepaling inhoudt dat voor de commissies werkzaam in de gevangenissen in het rechtsgebied van de Hoven van Beroep van Antwerpen en Gent en voor commissies werkzaam in de gevangenissen gelegen in Vlaams-Brabant het Nederlands moeten worden gebruikt.[70] De verwijzing naar de Bestuurstaalwet in artikel 150 § 3 Basiswet zou dit doel van de wetgever louter verduidelijken.[71]

    1. Algemeen mensenrechtencontentieux

Naast de expliciete taalregelingen opgenomen in verschillende normen op internationaal, Europees en nationaal niveau, ontstaat er in het mensenrechtencontentieux aandacht voor taalgebruik met gedetineerden in het licht van mensenrechtenbepalingen die niet specifiek op taal zijn gericht. Zo oordeelde de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Rooman t. België dat in bepaalde omstandigheden uit artikel 3 EVRM (verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling) en artikel 5 § 1 (e) EVRM (rechtmatige detentie van geesteszieken) taalverplichtingen voor nationale autoriteiten kunnen volgen.[72] De zaak betrof een eentalig Duitssprekende eiser met een ernstige mentale stoornis die was opgenomen in een penitentiaire inrichting gelegen in het Franse taalgebied in België. Er was echter geen (of slechts zeer beperkt) Duitssprekend personeel en geen behandeling in het Duits voor de geïnterneerde.[73] Het EHRM kwam tot een veroordeling van België, daar het Hof oordeelde dat de taalobstakels leidden tot een gebrek aan een adequate behandeling van de geïnterneerde. Bij de beoordeling van de feiten in het licht van artikel 5 § 1 (e) EVRM, overwoog het Hof expliciet dat het remediëren van het taalobstakel niet onrealistisch was daar het Duits een officiële taal in België is.[74]

De rechtspraak van het EHRM alsook van nationale hoven en rechtbanken dient zich nog verder te ontwikkelen om de volledige reikwijdte van de taalverplichtingen op basis van artikel 3 en artikel 5 EVRM, en eventueel op basis van artikel 8 EVRM (het recht op eerbieding van het privéleven), te kunnen ontwaren. Deze opmerking en de specificiteit van artikel 3 EVRM indachtig, stemt deze zaak wel tot nadenken over referentiepunten inzake taalbarrières bij gedetineerden. Het EHRM lijkt belang te hechten aan het rekening houden met taalbarrières om te vermijden dat de rechten die worden gewaarborgd door het EVRM “theoretisch en illusoir” zouden zijn.[75] Voorts kan de vraag worden gesteld naar de invloed van taalbarrières en van de gevonden oplossingen op de privacy van gedetineerden (artikel 8 EVRM) en op het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 5 EVRM). Na uiteenzetting van de onderzoeksmethode en de resultaten, komen we terug op deze mensenrechtelijke referentiepunten in deel vijf.

  1. Methode
    1. Respondenten en interviewtype

De empirische data in dit onderzoek werden verzameld voor een masterproef. In dat kader nam Shanti Heijkants interviews af bij 20 respondenten tussen 3 februari 2021 en 18 maart 2021. Alle Vlaamse en Brusselse gevangenissen werden gevraagd om mee te werken aan dit onderzoek en zeven ervan werden effectief hiertoe bereid gevonden (Dendermonde, Ieper, Oudenaarde, Mechelen, Sint-Gillis, Wortel en de hulpgevangenis van Leuven). De bevragingen vonden plaats (deels live, deels online) in deze zeven penitentiaire instellingen in Vlaanderen en Brussel. Er werden zeven respondenten uit het directiekader geïnterviewd, drie medewerkers van de Vlaamse Gemeenschap (organisatie-ondersteuner, onderwijsconsulent en cultuurfunctionaris)[76] en tien personeelsleden waaronder drie penitentiair bewakingsagenten, drie psychologen, twee verpleegkundigen, één dienstchef secretariaat en één levensbeschouwelijk zorgverlener. Gezien verschillende beroepsgroepen diverse communicatienoden hebben met gevangenen, werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen directie enerzijds en personeel anderzijds. Hiertoe werden, voorafgaand aan de interviews, twee aparte vragenlijsten opgesteld, een voor het management, een voor niet-management (personeel), met aandacht voor de verschillende deelcategorieën binnen het personeel. Een topiclijst werd opgesteld waaraan de te stellen vragen werden gekoppeld. Deze vragen varieerden naargelang de beroepsgroep, met bijvoorbeeld een onderscheid tussen psychologen en penitentiair bewakingsassistenten (PBAs), om de genoemde verschillen in communicatiebehoeften efficiënt te kunnen bevragen.

Om de anonimiteit van de respondenten te garanderen, verwijzen we hierna naar afkortingen gelinkt aan hun functie[77] en geven we de ligging van de betrokken gevangenis niet aan. Iedere deelnemer tekende een document “geïnformeerde toestemming” voor deelname.

De verzamelde data bieden een verkennende blik op de situatie in penitentiaire inrichtingen in Vlaanderen en Brussel, zonder representativiteit te claimen voor al deze penitentiaire inrichtingen.

    1. Onderzoeksvragen

De onderzoeksvragen omtrent taalbarrières in de Vlaamse en Brusselse gevangenissen die we in deze bijdrage zullen beantwoorden zijn:

  1. Hoe worden taalbarrières in Vlaamse en Brusselse gevangenissen overbrugd?
  2. Wat is de invloed van taalbarrières op de dienstverlening in gevangenissen?
    1. Methode en analyse

Afhankelijk van het individu, kan de realiteit die ogenschijnlijk hetzelfde lijkt toch op verschillende manieren worden begrepen. Hetzelfde geldt voor de interpretatie van de data door de onderzoeker.[78] Om een subjectieve interpretatie van de resultaten zoveel mogelijk te beperken en de betrouwbaarheid van de bevindingen te vergroten, bleek de kwalitatieve inhoudsanalyse gebaseerd op de concepten van Graneheim en Lundman (2004) het meest geschikt voor dit onderzoek. Betekeniseenheden worden hierbij afgebakend als “woorden, zinnen of paragrafen die omwille van hun inhoud met elkaar verbonden zijn”. Vervolgens wordt aangegeven wat woordelijk wordt gezegd binnen de betekeniseenheden (manifeste inhoud) om dan over te gaan naar de latente inhoud, namelijk de onderliggende betekenis van wat er wordt gezegd.

Dankzij de triangulatie via de aanwezigheid van een tweede codeerder en het houden van meerdere consensusvergaderingen tussen beide codeerders, werden subjectieve interpretaties zoveel mogelijk uitgesloten en werd de betrouwbaarheid van de bevindingen maximaal gewaarborgd. Met deze werkwijze werd overeenstemming bereikt over de finale codering met de uiteindelijke boomstructuren (met thema’s en sub-thema’s)[79] voor alle interviews en voor de ondervraagde groepen (directie en personeel). Een nadeel van deze methode is dat ze zeer arbeidsintensief is.

  1. Resultaten

Na het coderen van de data, konden de betekeniseenheden in verscheidene thema’s worden ingedeeld. In het kader van deze bijdrage zullen we twee hoofdthema’s behandelen, namelijk de invloed van taalbarrières op de uitoefening van de job en op de dienstverlening. Allereerst beantwoorden we echter de hoofdonderzoeksvraag: hoe worden taalbarrières overbrugd in Vlaamse gevangenissen?

    1. Communicatie met anderstalige gedetineerden

Directie en personeelsleden gaven aan op (bijna) dagelijkse basis met anderstaligen te communiceren en taalbarrières te ervaren, wat niet verwondert gezien het aandeel van buitenlandse gedetineerden in de totale populatie.

Het antwoord op de vraag hoe deze taalbarrières worden overbrugd, was vrij gevarieerd maar dezelfde variatie bleek bij alle respondenten min of meer terug te komen. Alle directie- en personeelsleden gaven aan dat communicatie met een anderstalige gedetineerde voornamelijk verloopt via een derde taal, en dan vooral Frans en Engels. Enkelen gaven aan dat dit ook gebeurt via noties van Duits, Italiaans of Spaans.

Vijf van de zeven directieleden gaven bovendien aan dat ondersteuning “met handen en voeten” noodzakelijk is, waar de indruk van begrip door de gedetineerde voldoende blijkt:

Soms met handen en voeten, maar ik heb de indruk dat ze het soms wel- allez dat ze het meestal wel begrijpen” (D6, 065 – 066).

Verder wordt er door beide groepen gebruik gemaakt van gedetineerden als niet-professionele tolk. Een “mondje” Frans, Engels of Nederlands spreken blijkt voldoende om iemand in te zetten in die hoedanigheid:

Wij maken veel gebruik van gedetineerden die hier in huis zijn. Natuurlijk altijd met toestemming van de persoon in kwestie. Maar meestal zeggen ze het zelf wel, laat die man komen die spreekt een beetje Frans of die spreekt Engels of die spreekt Nederlands (D1, 195 – 198).

Op zijn minst opmerkelijk is dat hier slechts één verpleegkundige verklaart dat het juridisch niet toegestaan is om een gedetineerde te laten optreden als tolk:

Als dat echt de eerste keer is, de eerste uren contact in de gevangenis dan verloopt dat inderdaad soms met dat pictogrammenboekje eh tot dat er eigenlijk een aanstelling is van een tolk omdat we weten dat we het via medegedetineerden niet meer mogen doen juridisch (P4_VPK1, 144 – 146).

Bij het inschakelen van een gedetineerde als niet-professionele tolk tijdens een gesprek tussen het personeel en anderstalige gedetineerden, bepaalt het personeel doorgaans welke gedetineerde die rol zal opnemen. Hierbij vormen talenkennis, beschikbaarheid, geschiktheid en onbaatzuchtigheid de belangrijkste criteria (P2_PSY1, P5_VL1, P7_VL2, P10_VPK2).

Andere personeelsleden (P6_PBA1, P11_PSY3 en P12_PBA3) gaven aan dat de fase in detentie bepalend is voor die keuze, namelijk of een gedetineerde nog maar net in de gevangenis verblijft of al langer in detentie zit. Er wordt in principe gekozen voor gedetineerden die al langer in de gevangenis verblijven omwille van hun bekendheid met de instelling en haar regels.

Zowel directie als personeel geven aan voor de helft gebruik te maken van een meertalige collega als hulp om de taalbarrière te overbruggen. Opnieuw zijn de verpleegkundigen de enigen die hier een kanttekening bij maken en wel op tweeërlei wijze: ten eerste wat de toestemming van de patiënt betreft en ten tweede wat GDPR-regels en beroepsgeheim aangaan:

Meestal als het echt niet mogelijk is dan durven wij wel een beëdigd ambtenaar, eigenlijk een hulpverlener inschakelen vanuit de PSD [psychosociale dienst] of bewaking zelf als die daar tijd voor hebben om toch ja duidelijkheid te kunnen scheppen naar de cliënt maar medegedetineerden niet, en medewerkers wel. Eh: natuurlijk met toestemming- steeds met toestemming van de patiënt. (P4_VPK2, 180 – 185).

 

Ja, want zeker medisch gezien de GDPR-wetgeving is het niet altijd evident hé. Allez zeker het akkoord van de gedetineerde moeten wij hebben. […] Omdat ze willen geholpen zijn en duidelijkheid hebben, maar juridisch moesten ze klacht indienen daarna eh allez wij zijn in fout hé want wij mogen dat niet doen wegens het beroepsgeheim. De GDPR dat is wel- dat is geen vertrouwde hulpverlener hé voor hun. Dat is geen vertrouwensrelatie medisch voor hun. Dus eh wij vermijden dat dan ook hé. Dat is enkel maar als het echt niet gaat of in hoogdringendheid dat wij daar beroep op doen hé (P4_VPK2, 215 – 229).

 

Ten slotte worden andere mogelijke middelen ingezet om taalbarrières te overbruggen en de (schijn van) communicatie tot stand te brengen zoals: vertaalwebsites, schema’s en tekeningen, informele vertalingen van brochures, het reeds genoemde pictogrammenboekje Picture it in Prison alsook de spreekwoordelijke “handen en voeten” (gebaren ter ondersteuning van wat men tracht uit te drukken).

Op de vraag of externe – bedoeld als professionele beëdigde tolken – worden inzet, antwoordt meer dan de helft van de directieleden en 10 van de 13 personeelsleden nooit externe tolken in te schakelen. In één adem worden de redenen gegeven, namelijk een gebrek aan financiële middelen, organisatorische redenen (snelheid, beschikbaarheid, de sterke diversiteit van wat moet getolkt worden, gaande van een korte praktische mededeling tot een complexe medische controle), en onwetendheid (“waar zouden wij die halen?”). Telefonisch tolken kwam in dit onderzoek niet naar voren.

De enige door de geïnterviewden aangehaalde mogelijkheden om een tolk in te schakelen is in het kader van een tuchtprocedure of in procedure voor een strafuitvoeringsrechtbank (SURB).[80] Daarnaast komen tolken soms mee met een advocaat, maar dat maakt in principe geen deel uit van het gevangeniswezen in de enge zin.[81]

    1. Invloed van taalbarrières op uitoefening van de job en de dienstverlening

Vijf directieleden geven aan dat taalbarrières geen invloed hebben op hun job en dat hun dienstverlening dezelfde is voor anderstalige gedetineerden. Dit is uiteraard louter de perceptie van de participanten, het stemt aldus niet noodzakelijk overeen met de realiteit. Slechts twee directieleden geven te kennen dat taalbarrières een afbreuk doen aan de kwaliteit van hun dienstverlening en dat het gelijke genot van rechten onder druk komt te staan.

Wat de personeelsleden betreft, gaven 9 van de 13 respondenten aan dat taalbarrières weldegelijk een invloed hebben op de uitoefening van hun job, met name de levensbeschouwelijke zorgverlener, de psychologen, de penitentiair bewakingsassistenten (PBAs) en de medewerkers van de Vlaamse Gemeenschap. De levensbeschouwelijke zorgverlener gaf aan dat een echt gesprek niet mogelijk is, aangezien de gesprekken met anderstaligen veeleer oppervlakkig blijven en niet lopen zoals gepland. Personeelsleden stellen ook dat ze niet altijd aan de informatie komen die ze nodig hebben. De onderstaande citaten van medewerkers uit de verschillende beroepsgroepen illustreren hoe ze de taalbarrières ervaren.

Een psycholo(o)g(e) kaart vooral de taalbarrière aan als belemmering in de dienstverlening. De geïnterviewde haalt hierbij aan dat er een onderscheid waarneembaar is tussen het beantwoorden van de hulpvraag van of het toekennen van steun aan anderstalige en niet-anderstalige gedetineerden. De respondent(e) verduidelijkt verder dat er zich ook een verschil situeert in de adviesverlening met betrekking tot anderstalige en niet-anderstalige gedetineerden:

Ehm (en als het gaat over mijn ja- mijn hoofdtaak dan eigenlijk adviesverlening dan °ja° is het heel vaak zo dat ge gewoon niet aan voldoende informatie of niet voldoende betrouwbare informatie […]Moest het in het Nederlands zijn zou ik bijvoorbeeld ja acht bladzijden schrijven over iemand en over zijn dossier en- en ja in het geval van zo iemand kan ik niet anders dan op één blad heel summier iets opschrijven wat ik te weten gekomen ben, maar eigenlijk alleen maar schrijf van ja kijk taalbarrière, we kunnen dit niet doen. Wat soms maakt dat iemand ook langer moet blijven in de gevangenis zitten want- omdat ge gewoon het risico niet kunt inschatten en ook niet kunt beperken (P9_PSY2, 126 – 149).

Penitentiair bewakingsassistenten geven aan dat taalbarrières de uitoefening van hun job bemoeilijken en dat het vooral voor praktijkopleidingen een probleem is wat instructies en veiligheidsvoorschriften betreffen wanneer gedetineerden het Nederlands niet beheersen. Het volgende citaat illustreert dit:

Maar op zich op elk vlak is dat een probleem, ook in- ook in de ateliers. Ge legt iets uit, een punt naar veiligheid en zoiets. Ge kunt wel visueel- visueel kunnen de mensen wel iets leren, maar ’t is meer dan alleen visueel hè als ge ’t over veiligheid hebt, dan- dan zit ge toch ook wel dat ge met woorden moet spreken en als ge dan alles moet in een ander taal gaan zetten, dan geeft dat wel problemen, ja (P8_PBA2, 273 – 278).

Medewerkers van de Vlaamse Gemeenschap vermelden dat ze hun werkzaamheden vooral moeten kenbaar maken via schriftelijke communicatie. In dat soort communicatie kunnen bepaalde zaken niet (aan)getoond worden en blijft het non-verbale volledig achterwege. Hierdoor worden gedetineerden die de taal waarin de communicatie is opgesteld niet beheersen veel minder bereikt. Bovendien worden analfabeten of mensen met een lage geletterdheid logischerwijs uitgesloten van schriftelijke communicatie. Ten slotte zorgt het gebrek aan persoonlijke communicatie ervoor dat de drempel om deel te nemen aan een activiteitenprogramma wordt verhoogd.

We proberen die zo laag mogelijk te houden want we proberen echt wel omdat dat ook vaak de mensen zijn die geen bezoek hebben zo om die te betrekken in de activiteiten maar ja dat vormt zeker een barrière ja. Vooral als het schriftelijke communicatie is. Heel veel mensen kunnen ook niet zo goed- allez spreken soms wel wat Engels maar kunnen ons schrift niet lezen ook hè. ‘t Is niet omdat ze een paar woordjes Engels spreken dat ze kunnen lezen wat dat er op de flyer staat (P5_VL1, 186 - 195).

Een opmerkelijke uitspraak kwam van een verpleegkundige die de mening was toegedaan dat “medisch opvolgen niet hetzelfde is als communiceren” en dat taalbarrières geen obstakel zijn voor het uitoefenen van haar/zijn job. Dit is opmerkelijk omdat een medisch beroep ons inziens moeilijk uit te oefenen is zonder communicatie, terwijl hij/zij dit ziet als gescheiden activiteiten. Voorts was deze verpleegkundige op haar/zijn hoede voor commentaren van andere gedetineerden die kritiek zouden kunnen leveren op de (langere) tijd die besteed wordt aan de communicatie met anderstalige gedetineerden.

Samenvattend kunnen we uit de antwoorden op de onderzoeksvragen afleiden dat de directie en de verschillende personeelsleden taalbarrières op een gelijkaardige manier trachten te overbruggen. Zowel directie- als personeelsleden komen dagelijks met anderstalige gedetineerden in contact en beroepen zich voor de totstandkoming van de communicatie met hen voornamelijk op een derde taal. Daarnaast maken ze gebruik van een niet-professionele tolk, hetzij een ander personeelslid, hetzij een medegedetineerde. Beide groepen halen daarnaast ook het gebruik van vertaalwebsites, Picture it in Prison, alsook het gebruik van ondersteunende gebaren aan.

Ondanks de gelijklopende manier waarop zowel directie- als personeelsleden taalbarrières trachten te overbruggen, houden beide groepen er een verschillende perceptie op na wat de invloed van taalbarrières op hun werking en dienstverlening betreft. De meerderheid van de directieleden geeft aan dat bovengenoemde manieren voldoende zijn om taalbarrières te overbruggen en dat ze geen invloed hebben op de uitoefening van de job. In de personeelsgroep daarentegen vinden negen van de dertien respondenten dat bovengenoemde middelen onvoldoende soelaas bieden en taalbarrières wel degelijk een invloed hebben op de uitoefening van hun job.             

  1. Besluit

Het taalgebruik tussen penitentiaire inrichtingen en gedetineerden valt binnen het toepassingsgebied van de taalwetgeving. Deze wetgeving wordt door verschillende actoren in de praktijk zo geïnterpreteerd dat de toepasselijke bepalingen een gebruik inhouden van louter het Nederlands in gevangenissen gelegen in het Nederlandse taalgebied, van het Frans in het Franse taalgebied, en van het Nederlands en het Frans in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Deze interpretatie lijkt ons geen eenduidige steun te vinden in de Bestuurstaalwet en in de rechtspraak.[82] De discussie over de kwalificatie van penitentiaire inrichtingen onder de Bestuurstaalwet terzijde, is het reeds duidelijk dat het gebruik van louter één of meerdere landstalen in een detentiecontext niet haalbaar is als de helft van de gevangenispopulatie deze talen amper of niet beheerst.

De taalwetgeving is gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel en werd gevoed door de taalstrijd die doorheen de Belgische geschiedenis loopt. De vraag is of de Bestuurstaalwet van 1966 aangepast kan worden om een kader te bieden met een houvast voor de verschillende actoren in een gewijzigde realiteit, namelijk een meertalige samenleving die België kenmerkt. Zoals reeds gesteld, dienen deze uitdagingen zich niet enkel aan in penitentiaire inrichtingen en worden overheidsinstanties in verschillende domeinen ermee geconfronteerd.[83]

De Basiswet van 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden houdt de verplichting in om gedetineerden bij aankomst informatie over het reilen en zeilen van de gevangenis te verstrekken op een “begrijpelijke wijze” of in een “verstaanbare taal” voor zover dat mogelijk is. Verschillende vragen blijven echter, ook in de praktijk. De invulling van “begrijpelijk” en “verstaanbaar” worden niet omstandig verduidelijkt in de Basiswet, evenmin wie dit bepaalt voor de gedetineerde. Ook elk “redelijk vertaalmiddel” om de gedetineerde die de taal van de regio niet begrijpt toe te laten de inlichtingen te begrijpen, blijft een vaag concept in de Basiswet. Zijn pictogrammen en handen en voeten voldoende “redelijk”?

Ten slotte, is er de vraag of de relevante wetgeving en de huidige praktijk beantwoorden aan het (internationaal) mensenrechtelijk kader. Zoals aangegeven, reiken enkele rechten, zoals de bijstand door een tolk, tot het einde van de strafzaak en niet tot de dagelijkse werking binnen gevangenismuren. Het strekt zeer tot aanbeveling om de relevante wetgeving en de praktijk te evalueren in het licht van het mensenrechtelijk kader, in het bijzonder na het arrest Rooman t. België van het EHRM en de eventueel daaruit volgende referentiepunten.[84] Het rekening houden met taalbarrières om te vermijden dat mensenrechten theoretisch en illusoir zouden worden in combinatie met de rechtspraak in andere zaken (inzake privacy en de lengte van de straf) leiden reeds tot vragen bij verschillende situaties die aan bod komen in de verzamelde data.

Zo vallen verschillende situaties die aan bod komen in de data immers binnen het toepassingsgebied van een of meerdere mensenrechten, zoals bijvoorbeeld de psycholo(o)g(e) die vanwege de taalbarrière noch een adequaat rapport met risico-inschatting noch een adequaat adviesverslag kan schrijven over anderstaligen gedetineerden. Dat leidt ertoe dat de betrokken gedetineerden mogelijk langer opgesloten blijven. Deze situatie leidt minstens tot vragen naar een adequate medische behandeling van gedetineerden (in het licht van artikel 3 en artikel 5 EVRM), naar het verschil in aanpak bij de psychologische beoordeling van gedetineerden en de impact hiervan op de lengte van hun detentie (in het licht van artikel 5 juncto artikel 14 EVRM). Voorts leidt het inschakelen van niet-professionele tolken in bepaalde gesprekken tot vragen naar het respect voor de privacy van gedetineerden, met inbegrip van hun persoonlijke en medische data (artikel 8 EVRM).

We kunnen besluiten dat de resultaten van dit exploratieve onderzoek grotendeels overeenstemmen met de bevindingen die in het buitenland naar voren zijn gekomen. Er wordt nauwelijks gebruik gemaakt van professionele tolken in de gevangenissen, daarentegen wordt er wél gebruikt gemaakt van anderstalige gedetineerden als niet-professionele tolk.[85] Gedetineerden krijgen omwille van pragmatische redenen de voorkeur op anderstalig personeel, omdat deze laatsten al een takenpakket hebben dat ze moeilijk kunnen laten liggen. Iedereen, zowel directie als personeel, verkiest niet-gemedieerde communicatie.[86] Zodoende blijkt de conclusie van Martinez-Gomez accuraat waarin België wordt ingedeeld in “de tweede groep”[87] waar voornamelijk ad hoc oplossingen gelden voor het overbruggen van taalbarrières. Een tiental jaar later zijn hierin blijkbaar geen veranderingen waar te nemen. De professionalisering van de gerechtsvertalers en -tolken heeft wel een vlucht genomen via wetgeving,[88] al loopt zoals eerder gesteld het temporeel toepassingsgebied tot de beëindiging van de strafrechtelijke procedure.

Via deze analyse rond het (al dan niet) overbruggen van taalbarrières willen we de aandacht vestigen op een fenomeen dat vaak over het hoofd wordt gezien, namelijk de taalkundige kwetsbaarheid van de anderstalige gedetineerde. Dit komt bovenop de eerder vermelde overbevolking, de beperkte middelen, het gebrek aan gepaste behandeling en beproefd psychologisch welzijn. Verder onderzoek is vereist naar de verhouding van deze kwetsbaarheid tot de grond- en mensenrechten van gedetineerden. Communicatie is een centraal gegeven in het vrijwaren van mensenrechten (begrijpen en begrepen worden), maar jammer genoeg is het citaat aan het begin van deze bijdrage brandend actueel.

Heidi Salaets[1]

Jonathan Bernaerts[2]

Shanti Heijkants[3]


[1] KU Leuven, Letteren (Campus Antwerpen), OE Vertaalwetenschap, OG Tolkwetenschap.

[2] KU Leuven, Rechten, OE Publiek Recht.

[3] Master Tolken (2021), KU Leuven (Campus Antwerpen).

[4] Citaat toegeschreven aan de Ier George B. Shaw (1856-1950).

[5] Zie onder meer, J. CLEMENT, Taalvrijheid, bestuurstaal en minderheidsrechten: Het Belgisch model. Een constitutionele zoektocht naar de oorsprong van het territorialiteitsbeginsel en de minderheidsrechten in de bestuurstaalwetgeving, Antwerpen, Intersentia, 2003, 926 p.; E. WITTE en H. VAN VELTHOVEN, Strijden om taal: De Belgische taalkwestie in historisch perspectief, Kapellen, Pelckmans, 2010, 240 p.

[6] J. BERNAERTS, “Taalgebruik in bestuurszaken in een rechtsempirisch perspectief: huidige praktijken en uitdagingen. Nood aan een ‘nieuw’ regelgevend kader?”, TBP 2021, 256-272.

[7] Zie infra deel 1.

[8] Zie infra deel 4.

[9] World Prison Brief, volgens cijfers van januari 2021 (World Prison Brief, “Belgium”, https://www.prisonstudies.org/country/belgium). In België is er plaats voor 9.545 gedetineerden, terwijl er 10.379 effectief gedetineerden zijn, wat overeenkomt met een bezettingsgraad van 107,7%. Zie ook, K. BEYENS, “Willen we meer gevangenissen of minder gevangenen?”, De Morgen 7 april 2022, 22.

[10] S. SNACKEN, “Forms of violence and regimes in prison: report of research in Belgian prisons” in A. LIEBLING en M. SHADD (eds.), The effects of imprisonment, Collumpton, Willan Publishing, 2005, 306-339.

[11] M. AEBI, E. COCCO, en L. MOLNAR en M. TIAGO, “Prisons and Prisoners in Europe 2021:

Key Findings of the SPACE I report”, Straatsburg en Lausanne, 2022, 5-6. Dit cijfer is enkel gebaseerd op de Europese landen die daarover data aanleverden.

[12] Ibid.

[13] Ibid. Zie ook, World Prison Brief, “Belgium”, https://www.prisonstudies.org/country/belgium.

[14] Vgl. M. AEBI, “SPACE I, Council of Europe Annual Penal Statistics, Survey 2002”, Straatsburg, Raad van Europa, 2003, 19; M. AEBI en N. DELGRANDE, “SPACE I – Council of Europe Annual Penal Statistics: Prison populations. Survey 2011”, Straatsburg, Raad van Europa, 2013, 82. Voor gegevens rond de eeuwwisseling, zie S. SNACKEN, J. KEULEN en L. WINKELMANS, Buitenlanders in de Belgische gevangenissen: knelpunten en mogelijke oplossingen. Knelpunten en mogelijke oplossingen, Onderzoeksrapport: 1 november 2003-31 januari 2004, Brussel, Vrije Universiteit Brussel, 2016-2017.

[15] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Interpreting in prison settings: An international overview”, Interpreting: International journal of research and practice in interpreting 2014, 233-259 (hierna: A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Interpreting in prison settings”); A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Language, translation and interpreting policies in prisons: Protecting the rights of speakers of non-official languages”, International Journal of the Sociology of Language 2018, 151-172 (hierna: A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Language, translation and interpreting policies in prisons”).

[16] C. VALERO-GARCÉS, B. VITALARU en R. LAZARO GUTIÉRREZ, Manual de Introducción a la traducción e Interpretación en centros penitanciarios. Curso básico, Universidad de Alcalà, UAH, 2019; C. VALERO-GARCÉS, B. VITALARU en R. LAZARO GUTIÉRREZ, R. Guía de buenas prácticas sobre como trabajar con traductores e intérpretes en al ámbito penitenciario. Universidad de Alcalà, UAH, 2019.

[17] L. BAIXAULI-OLMOS, “A description of interpreting in prisons mapping the setting through an ethical lens” in C. SCHÄFFNER, K. KREDENS en Y. FOWLER (eds.), Interpreting in a Changing Landscape. Selected papers from Critical Link, Amsterdam, John Benjamins, 2013, 45-60.

[18] L. Rossato, “From confinement to community service” in R. ANTONINI, L. CIRILLO, L. ROSSATO en I. TORRESI (eds.), Non-professional Interpreting and Translation: State of the art and future of an emerging field of research, John Benjamins, 2017, 157-175.

[19] S. VLACHOPOULOS, “The profile of the ideal Greek interpreter” in L. N. ZYBATOW, A. STAUDER en M. USTASZEWSKI (eds.), Translation Studies and Translation Practice: Proceedings of the 2nd International TRANSLATA Conference, Part 1. Reihe: Forum Translationswissenschaft, Peter Lang, 2014, 107-113; S. VLACHOPOULOS, P. TAGKAS, T. GOGAS, E. DOGORITI en T. VYZAS, “Foreigners before Themis: Legal interpreting in Greece” in T. MUNYANGEYO, N. THORNE en G. WEBB (eds.), Challenges and Opportunities in Public Service Interpreting, Palgrave Macmillan, 2015, 213-234.

[20] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Contextual factors as an analytical tool: Exploring collaboration and negotiation in non-professional interpreter-mediated mental health interviews in prison”, Linguistica Antverpiensia, New Series – Themes in Translation Studies 20, 2021, 29-51.

[21] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Interpreting in prison settings”, op. cit.

[22] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Language, translation and interpreting policies in prisons”, op. cit., 158 en 161.

[23] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Language, translation and interpreting policies in prisons”, op. cit., 159.

[24] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Prison settings” in F. PÖCHHACKER (ed.), Routledge Encyclopedia of Interpreting Studies, Routledge, 2015, 320-321.

[25] L. BAIXAULI-OLMOS, “A description of interpreting in prisons mapping the setting through an ethical lens”, op. cit.

[26] De term “niet-professioneel tolken” is gangbaar geworden om te verwijzen naar de groep ad hoc, natural en chance tolken, namelijk de tolken die geen opleiding genoten hebben en die toevallig twee talen, al dan niet goed, beheersen. Het betreft bijvoorbeeld tweetalige familieleden (waaronder kinderen), buren, vrienden, en tweetalige personeelsleden van de betrokken diensten, en toevallige “meertaligen”.

[27] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Interpreting in prison settings”, op. cit.; C. VALERO-GARCÉS, B. VITALARU en R. LAZARO GUTIÉRREZ, Manual de Introducción a la traducción e Interpretación en centros penitanciarios. Curso básico, Universidad de Alcalà, UAH, 2019; C. VALERO-GARCÉS, B. VITALARU en R. LAZARO GUTIÉRREZ, R. Guía de buenas prácticas sobre como trabajar con traductores e intérpretes en al ámbito penitenciario. Universidad de Alcalà, UAH, 2019.

[28] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Criminals interpreting for criminals: breaking or shaping norms?”, The Journal of Specialised Translation 2014, 174-193 (hierna: A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Criminals interpreting for criminals: breaking or shaping norms?”).

[29] Ibid.

[30] Ibid.; A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Prison settings”, op. cit.

[31] K. BEYENS en M. BOONE, ‘Zeg maar Henk tegen de chef’. Ervaringen met het Belgische detentieregime in de PI Tilburg, Willem Pompe Instituut, Den Haag, Boom Lemma, 118.

[32] E. GALLEZ, “Foreigners and Refugees Behind Bars: How Flemish Prisons Tackle Linguistic Barriers”, The European Legacy 2018, 738- 756 (hierna: E. GALLEZ, “Foreigners and Refugees Behind Bars”).

[33] S. SNACKEN, “Belgium” in A. VAN KALMTHOUT, F. HOFSTEE-VAN DER MEULEN en F. DÜNKEL (eds.), Foreigners in European Prisons, Wolf Legal Publishers, 2007, 129-156; E. GALLEZ, “Foreigners and Refugees Behind Bars”, op. cit.

[34] M. KOX, S. DE RIDDER; A.-S. VANHOUCHE, M. BOONE en K. BEYENS, “Detentiebeleving van strafrechtelijk gedetineerden zonder verblijfsrecht”, Tijdschrift voor Criminologie, 2014, 42-43; F. CROUX; D. BROSENS, S. VANDEVELDE en L. DE DONDER, “Foreign National Prisoners in Flanders (Belgium): Motivations and Barriers to Participation in Prison Programmes”, European Journal on Criminal Policy and Research, 180-183; A. VAN KALMTHOUT, F. HOFSTEE-VAN DER MEULEN en F. DÜNKEL, “Comparative overview, Conclusions and Recommendations” in A. VAN KALMTHOUT, F. HOFSTEE-VAN DER MEULEN en F. DÜNKEL, (eds.) Foreigners in European Prisons, Wolf Legal Publishers, 2007, 7-88. Beyens maakt gewag van de nood aan psychologische ondersteuning en het hoge aantal zelfdodingen binnen de detentiemuren door de precaire leefsituatie in de gevangenissen (K. BEYENS, “Willen we meer gevangenissen of minder gevangenen?”, De Morgen 7 april 2022, 22). Dit wordt alleen nog maar versterkt wordt door een taalbarrière (zie infra deel 4).

[35] S. SNACKEN, “Belgium” in A. VAN KALMTHOUT, F. HOFSTEE-VAN DER MEULEN en F. DÜNKEL (eds.), Foreigners in European Prisons, Wolf Legal Publishers, 2007, 129-156.

[36] E. GALLEZ, “Foreigners and Refugees Behind Bars”, op. cit.

[37] Over bijstand door medegedetineerden, zie F. CROUX, S. VANDEVELDE, B. CLAES, D. BROSENS en L. DE DONDER, “An appreciative inquiry into foreign national prisoners’ participation in prison activities: The role of language,” European Journal of Criminology 2021, 9-10 en 11-13.

[38] E. GALLEZ, “Foreigners and Refugees Behind Bars”, op. cit.

[39] Ibid.

[40] Ibid.

[41] Ibid.

[42] Picture it In Prison kan door elke particulier besteld worden via: https://www.picture-it-in.org/.

[43] Oppervlakkige controle via steekproef toont aan dat de vertalingen in het Arabisch en het Albanees fouten bevatten. Het Arabisch wordt in de verkeerde richting geschreven (niet van rechts naar links) en het Albanees verstrekt non-sensical informatie.

[44] Zie onder meer F. CROUX, S. VANDEVELDE, B. CLAES; D. BROSENS en L. DE DONDER, “An appreciative inquiry into foreign national prisoners’ participation in prison activities: The role of language,” European Journal of Criminology 2021, 1-16.

[45] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Criminals interpreting for criminals: breaking or shaping norms?”, op. cit.; E. GALLEZ, “Foreigners and Refugees Behind Bars”, op. cit.

[46] H. SALAETS, K. BALOGH, S. AELBRECHT, “Translaw in Belgium: a Qualitative Comparative Study on the Perception of Communication with Foreign Detainees” in K. KAINDL, S. PÖLLABAUER en D. MIKIĆ (eds.), Dolmetschen als Dienst am Menschen. Texte für Mira Kadrić. Translationswissenschaft. Band 16, Narr/francke/attempt, 2021, 91-105.

[47] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Interpreting in prison settings”, op. cit.; A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Criminals interpreting for criminals: breaking or shaping norms?”, op. cit.

[48] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Interpreting in prison settings”, op. cit.; A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Prison settings”, op. cit.; L. ROSSATO, “From confinement to community service” in R. ANTONINI, L. CIRILLO, L. ROSSATO en I. TORRESI (eds.), Non-professional Interpreting and Translation: State of the art and future of an emerging field of research, John Benjamins, 2017, 157-175; E. GALLEZ, “Foreigners and Refugees Behind Bars”, op. cit.; H. SALAETS, K. BALOGH en S. AELBRECHT, “Translaw in Belgium: a Qualitative Comparative Study on the Perception of Communication with Foreign Detainees”, op. cit.

[49] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Criminals interpreting for criminals: breaking or shaping norms?”, op. cit.

[50] Zie ook, art. 14, par. 3 (f) Internationaal Verdrag 19 december 1966 inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en art. 40, par. 2, b), vi) Internationaal Verdrag 20 november 1989 inzake de Rechten van het Kind.

[51] Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, OJ L 280.

[52] Art. 2, par. 1 Richtlijn 2010/64/EU bepaalt dat “Het in lid 1 bedoelde recht geldt voor personen, vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van een lidstaat hen er door middel van een officiële kennisgeving of anderszins van in kennis stellen dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan tot de beëindiging van de procedure, dat wil zeggen, tot de definitieve vaststelling dat zij het strafbare feit al dan niet hebben begaan, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst in een eventuele beroepsprocedure.”

[53] Voor een overzicht, zie Y. VANDEN BOSCH, “Het recht op vertolking en vertaling in strafzaken & de omzetting van de EU-richtlijnen”, Tijdschrift voor Strafrecht 2017, 79-107.

[54] Gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966 (hierna: Bestuurstaalwet). Zie J. BERNAERTS, “'Recht op' een psychiatrische behandeling in een 'officiële' taal voor gedetineerden en geïnterneerden op grond van het EVRM en de Bestuurstaalwet”, Rechtskundig Weekblad 2019, 843-857.

[55] Wet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 1 februari 2005 (hierna: Basiswet).

[56] Zo zijn de gecentraliseerde en gedecentraliseerde diensten van de Vlaamse Regering onderhevig aan de taalregeling voorzien in GWHI (Gewone wet 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, BS 15 augustus 1980).

[57] T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT, en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in bestuurszaken, Administratieve rechtsbibliotheek Algemene reeks, Brugge, Die Keure, 71, nr. 178.

[58] J. BERNAERTS, “'Recht op' een psychiatrische behandeling in een 'officiële' taal voor gedetineerden en geïnterneerden op grond van het EVRM en de Bestuurstaalwet”, op. cit. Voor rechtspraak ter zake, RvS 9 maart 2016, nr. 234.096, Ait Dahmane.

[59] Art. 46bis juncto art. 41 § 1 Bestuurstaalwet. Voor andere verplichten op basis van deze kwalificatie, zie J. BERNAERTS, “'Recht op' een psychiatrische behandeling in een 'officiële' taal voor gedetineerden en geïnterneerden op grond van het EVRM en de Bestuurstaalwet”, op. cit.

[60] Vgl. F. CROUX, S. VANDEVELDE, B. CLAES, D. BROSENS en L. DE DONDER, “An appreciative inquiry into foreign national prisoners’ participation in prison activities: The role of language,” European Journal of Criminology 2021, 14.

[61] J. BERNAERTS, “Meertaligheid in de contacten tussen eentalige plaatselijke diensten en anderstalige inwoners”, TBP 2019, 307-328.

[62] Art. 19 Basiswet.

[63] Voorstel van Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, Amendement nr. 67, Parl.St. Kamer 2003-04, 0231/005, 8-9.

[64] Art. 2, tweede lid KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, BS 21 april 2011 (eigen accentuering).

[65] Art. 144 § 3, tweede lid Basiswet.

[66] Art. 144 § 5, derde lid Basiswet.

[67] Art. 144 § 7 Basiswet, zoals gewijzigd door art. 12 wet 2 maart 2010 tot wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van gedetineerden, BS 6 april 2010 (eigen cursivering).

[68] RvS 29 november 2012, nr. 221.581, Rochadi.

[69] FOD Justitie, DG EPI, Collectieve brief nr. 124, 6 september 2013, X. Taalgebruik.

[70] Voorstel van basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, 12 juli 2004, Amendement nr. 170, Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 231/009, 23; Voorstel van basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, 24 november 2004, Verslag namens de commissie voor de justitie, Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 231/015, 161.

[71] Ibid.

[72] EHRM (GK) 31 januari 2019, nr. 18052/11, Rooman t. België.

[73] EHRM (GK) 31 januari 2019, nr. 18052/11, Rooman t. België, 16-18, 23, 25, 29, 39, 44 en 50.

[74] EHRM (GK) 31 januari 2019, nr. 18052/11, Rooman t. België, § 241. Zie kritisch, EHRM (GK) 31 januari 2019, nr. 18052/11, Rooman t. België, partly dissenting opinion van rechter Nussberger, 12 en J. BERNAERTS, “'Recht op' een psychiatrische behandeling in een 'officiële' taal voor gedetineerden en geïnterneerden op grond van het EVRM en de Bestuurstaalwet”, op. cit., 846, nrs. 14-16.

[75] EHRM (GK) 31 januari 2019, nr. 18052/11, Rooman t. België, partly dissenting opinion Nussberger, 8. Voor de vaste formulering van het EHRM over de interpretatieregel dat EVRM beoogt om rechten effectief, en niet theoretisch en illusoir, te garanderen, zie onder meer, EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/73, Airey/Ierland, 24.

[76] Zie supra 2.2. Om redenen van beknoptheid worden alle niet-directieleden in wat volgt onder de term ‘personeel’ gevat.

[77] D Directie; P Personeel; GR Griffier: dienstchef van het secretariaat (n=1); LBZ Levensbeschouwelijk zorgverlener (n=1); PBA     Penitentiair bewakingsassistent (n=3); PSY Psycholoog (n=3); VPK Verpleegkundige (n=2); VL Medewerker Vlaamse Gemeenschap (n=3). Deze laatsten zijn geen personeel van DG EPI.

[78] U.H. GRANEHEIM en B. LUNDMAN, “Qualitative content analysis in nursing research: concepts, procedures and measures to achieve trustworthiness”, Nurse Education Today 2004, 105-112.

[79] Verschillende betekeniseenheden met een gelijkaardige inhoud vormen een thema, als overkoepelende categorie. Subthema’s vormen vervolgens subcategorieën van de (overkoepelende) thema’s.

[80] Voor de taalregeling bij tuchtprocedures, zie supra 2.2.

[81] Zie supra deel 2.

[82] Cfr. supra deel 2.

[83] Zie J. BERNAERTS, “Taalgebruik in bestuurszaken in een rechtsempirisch perspectief: huidige praktijken en uitdagingen. Nood aan een ‘nieuw’ regelgevend kader?”, op. cit.

[84] Zie supra 2.3.

[85] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Interpreting in prison settings”, op. cit.

[86] A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Criminals interpreting for criminals: breaking or shaping norms?”, op. cit.; A. MARTÍNEZ-GÓMEZ, “Prison settings”, op. cit.

[87] Zie supra 1.1.

[88] Wet 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, BS 19 december 2014.

Deel dit artikel

   

Tags:

DETENTIE FATIK

Reageer

Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.