Onze gevangenissen puilen uit door niet-veroordeelde mensen
05 december 2022
Onze gevangenissen zitten overvol. Het bewakingspersoneel kreunt onder de werklast. De gedetineerden delen de cel met meer mensen dan menselijk is.
De overbevolking van onze gevangenissen is reëel: er zijn 9.662 plaatsen in onze gevangenissen, bij de laatste telling herbergden ze 11.371 personen. Het gevolg is dat mensen in detentie met vier in een cel zitten die bedoeld is voor twee personen. Slapen kunnen sommigen slechts op een matras op de grond, of op een tafel onder de vensterbank.
Opvallend is dat een heel groot deel van de gedetineerden, op dit moment is dat 40 procent, in voorhechtenis zit. Zij zijn verdachte of beklaagde in een lopend onderzoek. Ze zijn nog niet veroordeeld, hun hechtenis is dus zeker geen straf. Mensen zitten ook alsmaar langer in voorhechtenis. De voorbije 15 jaar is de duur van de voorlopige hechtenis verdubbeld. De overbevolking in de gevangenis wordt dan ook voor een groot deel verklaard door deze groep.
Om twee redenen is het goed om hierbij stil te staan. Door het fenomeen van langere voorhechtenissen aan te pakken, zou het nijpende probleem van de overbevolking kunnen worden opgelost. Meer fundamenteel kan men zich afvragen of deze tendens tot langere voorhechtenis wel bij een humaan detentiebeleid past.
Scherpe voorwaarden
Uiteraard moeten verdachten van een misdrijf in sommige omstandigheden vastgehouden kunnen worden. In België wordt vrijheidsberoving zonder veroordeling geregeld in de wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis. Die wet is duidelijk: voorlopige hechtenis kan slechts als er een dreigend gevaar is voor de openbare orde, voor een misdrijf waarop een straf van minimum 1 jaar staat. Ook vluchtgevaar, recidive of het doen verdwijnen van bewijzen wordt in rekening gebracht.
De wet is ook duidelijk in wat voorlopige hechtenis zeker niet is: voorhechtenis mag geen voorafname zijn op de straf die later eventueel zal worden opgelegd door de correctionele rechtbank. Het is geen onmiddellijke bestraffing zonder veroordeling, in het kader van een lik-op-stukbeleid, hoe hard daar maatschappelijk soms ook op aangedrongen wordt.
Het is dan ook logisch dat de wet scherpe voorwaarden stelt aan het opleggen van een vrijheidsberovende maatregel aan niet-veroordeelden. Om de duurtijd van de vrijheidsberoving tot een minimum te beperken moet om de maand of, bij een langere voorlopige hechtenis, om de twee maanden geoordeeld worden of de voorlopige hechtenis nog noodzakelijk is. De onderzoeksrechter geeft een kort overzicht van de vordering van het onderzoek, op basis daarvan neemt de raadkamer een gemotiveerde beslissing.
Voor de procureur des Konings volstaat het in de praktijk vaak om te wijzen op het gevaar voor recidive. Dit is glad ijs. Een persoon in voorhechtenis is nog niet veroordeeld, het vermoeden van onschuld geldt dus. Hoe kan er gevaar zijn voor recidive in een niet-bewezen misdrijf? En hoe sterk is dan de dam die de wet oplegt tussen voorlopige hechtenis als een maatregel in een specifieke situatie en een ‘voorafname’ op de straf, waartoe de raadkamer beslist? De vraag is des te prangender als gekeken wordt naar de specifieke leefomstandigheden van mensen in voorlopige hechtenis. In tegenstelling tot zij die effectief veroordeeld zijn, kunnen mensen in voorhechtenis geen aanspraak maken op een aangepast programma. Zij zitten dan ook vaak 23 uur in hun overbevolkte cel.
Brief aan de minister
De 72 gevangenisdirecteurs schreven over deze onhoudbare situatie een brief aan de minister van Justitie, dit in naam van de gedetineerden, maar ook in naam van het personeel. Want natuurlijk zet zo’n onmenselijke situatie ook het personeel extra onder druk. Mensen die in dergelijke omstandigheden moeten leven, worden prikkelbaar en kunnen hun ongenoegen enkel uiten ten aanzien van het personeel in de gevangenis.
Gisteren waren de directeurs op bezoek bij de minister, om aan te klagen dat ze gedwongen worden om dagelijks de meest fundamentele rechten van de gevangenen te schenden. Voor de plichts- en wetgetrouwe ambtenaren die zij zijn voelt dat bijzonder bitter aan.
Het is te vroeg om vooruit te lopen op de uitkomst van dit gesprek. Het is wel een goed moment om een brug te slaan tussen de ‘gesloten’ wereld van de gevangenissen en de ruimere samenleving. De samenleving heeft belang bij een principiële keuze voor een humaan detentiebeleid. In het huidige beleid rond voorhechtenis zitten aberraties die niemand ten goede komen. Niet het gevangenispersoneel, niet de samenleving, zeker niet de mensen in voorlopige hechtenis. Er zijn mogelijkheden om het efficiënter én humaner aan te pakken.
Het is aan de minister van Justitie om die kansen te grijpen, samen met de gevangenisdirecteurs en hun personeel.
Reacties worden gemodereerd. Onaanvaardbare inhoud wordt niet gepubliceerd.